Vandaag was m'n zoontje jarig (zo ergens tussen de 2 jaar en de 14 vermoed ik) en hij mocht naar de speelgoedwinkel met een briefje van duizend in z'n linkerhand. Ter hoogte van drie huizen verder nam iemand het briefje van duizend uit z'n hand. M'n zoon stapte 2 uur later de living terug binnen en deed alsof hij een stuk speelgoed ter waarde van 999 belgische franken had gekocht. Hij gaf me de rest (van de duizend frank) terug. Hij had de hele wijk afgelopen op zoek naar die ene frank. Ook m'n zoon heeft een schooltas en een broodtrommel. Nu jij weer. En laat het een beetje snel opschieten want ik moet nog naar de bank!
Dat is die jongen met dat hele hoge voorhoofd. Het beleg was wat belegen en het brood veel te vers naar mijn smaak. Ik eet dan ook al een hele tijd oud brood van de buren van Frans en Hans Frituur. Sommige mensen hebben maar enkele buren maar Hans en Frans hebben er naar mijn laatste schatting wel honderden. Zoveel oud brood kan onmogelijk van enkele gezinnen komen. Maar er is wel een ziekenhuis in de buurt, dus vermoed ik toch ergens dat zij ook hun oud brood in de voortuin van Hans en Frans komen storten. Daar gelaten. "Vertel nog eens van die vuilniszak Hans", zei iemand tegen Hans en Frans. Hij keek naar Frans en als je de uitgesproken tekst jarenlang zou ontleden, dan pas zou je ontdekken dat de zin eigenlijk voor Hans bedoeld was. Let op het woordje "Hans". De spreker keek dus nogal scheel. Zo scheel als m'n pas verworven eksteroog. "Eigenlijk valt er niet veel over te vertellen...", zei Frans die Hans herhaaldelijk porren in de maag had gegeven omdat Hans nogal doods voor zich uitstaarde, Hans zat duidelijk verveeld met de vuilniszakhistorie en bovendien was hij het strontzat om telkens opnieuw hetzelfde te vertellen, Frans had de historie nog nooit verteld en kende ze dan ook niet. Als iemand in het verleden Hans daarover had aangesproken had Frans zich altijd uit de voeten gemaakt. Niets van dat this time. "De vuilzak stond dus al 3 dagen op onze stoep", vervolgde Frans sententieus, "en op een morgen was hij weg, vreemd genoeg". De vraagsteller deinsde achteruit. "Nee toch!", riep hij uit. Dat zag ik aan het uitroepteken (dat boven z'n hoofd verscheen). "Jawel, zo was het en niet anders", zei Frans die het zo nodig had gevonden om z'n toch wel gesprekspartner te shockeren. Op dat moment verklaarde ik Hans ontoerekeningsvatbaar en Frans seksueel opgewonden. Zie, ik heb het ook al zitten. Het wordt tijd dat ik weer eens iets te breien krijg. En toen, en toen, en toen. Eigenlijk is Frans een rotzak. Net als al de andere mannen. De vraagsteller was een vrouw. Het was een vraagstelster (volgen jullie nog lieve kindjes?). Maar dat woord bestaat niet en aan zelf creatief woordjes ontwikkelen begin ik niet. Frans ritste z'n gulp open (door middel van z'n rits) en toonde de vrouw z'n lid. De vrouw reageerde vingervlug. Door met haar ogen te knipperen. De hele handel af te meten en de rits terug toe te ritsen. Vanaf hier staat je gulp open. Hans schoof 10 cm op zodat Frans plaats genoeg had om zich ostentatief kon laten gaan. Frans schreeuwde het dus nogal uit. Het klonk heel erg goed en ik vond het jammer dat ik m'n bandopnemer niet bij had. Of een platenbaas. Ik haalde m'n conduitelijst uit m'n binnenzak en zette een streepje bij het onderdeel "Afschuwelijk" met als hoofdtitel Frans. Ik stopte het terug. Haalde het terug uit m'n binnenzak en zette voor de zekerheid een tweede streepje. Uit medelijden gaf ik m'n bic aan Frans. Hij zag er niet uit maar was gestopt met het produceren der nare geluiden. Hans palmde z'n 10 cm terug in en bekeek het boeltje van iets dichterbij dan mezelf. HET WAS WAARLIJK EEN BOELTJE. Bloed. Niet verwonderlijk. Die vrouw had minimum een C-cup. Moest ze m'n dochter zijn ik zou ze eerder als meisje omschrijven. "Die broek mogen we ook weer weggooien", sprak Frans beteuterd. En hij had gelijk. Er zat een gat ter hoogte van z'n linkerknie. Het gat was kleiner dan een reglementaire voetbal. Het was een duiveëi groot. Nog even herhalen voor de trage verstaanders onder jullie: het gat was kleiner en ter hoogte van Frans' linkerknie. Nog even verduidelijken voor de duivemelkers onder jullie: het was een rot ei van een wedstrijdduif, type a, het was dus een nutteloos ei (vergeven jullie het me?). Hans en mezelf zagen een bloedfonteintje. Ik diepte m'n conduitelijst opnieuw uit m'n binnenzak op en vond er ook een gepunt potloot. In de afdeling Frans, rubriek "Broek kapot", plaatste ik een streepje. Een potlootstreepje. "Nog kledingstukken die kapot zijn?", vroeg ik Frans. Hij schudde pijnlijk van nee en zei: "M'n slip zal wel bebloed zijn maar dat ziet toch geen mens en ik draag vandaag gelukkig geen sokken." "En je schoenen Frans?", vroeg Hans die altijd behulpzaam is. "Die waren toch al een tijdje aan een kleurverandering toe, Hans", antwoordde Frans netjes op de vraag van Hans. Nu ja, netjes... Hij antwoordde het vanonder z'n eigen bloed. "Kleurspoeling!", grapte ik nog. Frans lachte zich een nog plas bloed bij elkaar en hield er dan gelukkig mee op. Nogal een irritante lach heeft die jongen.
En zeggen dat Frans de waarheid gesproken had. Ik heb die vrouw laten lopen want Frans was die dag toch dringend aan een lesje toe. Frans plooide het boeltje naar binnen en ritselde z'n rits en daarmee ook z'n gulp terug dicht. Pech gehad jongen, volgende keer beter. De kliederboel bleef sprakeloos achter. Nadat wij het openbaar gebouw verlaten hadden. We hadden er niet alleen onze boterhammen opgegeten maar ook onze behoefte gedaan. Al was de onomkeerbare behoefte van Frans niet bevredigd. Bloedzuigers en praalduiven (in loondienst bij de dienst openbare gebouwen, afdeling "Lichaamsvocht" en "Broodmaaltijdresten") drongen het gebouw binnen. Het beloofde een lange dag te worden en ik ging er helemaal niet op in wegens maandstonden.



Sarah Demeulemeester, 25 november 1997







terug